Theodore Dalrymple doet in Junk Medicine een paar pittige uitspraken over de verslavingsbureaucratie. En deze wil ik je niet onthouden! Op pagina zes beschrijft hij, bijvoorbeeld, uitstekend de manier waarop bureaucratieën in omvang toenemen. Dalrymple stelt dat het komt door de onbewuste aanname dat het probleem [van heroïneverslaving] is op te lossen, op het moment dat een organisatie van voldoende omvang de verantwoordelijkheid neemt voor de oplossing.
But the therapeutic juggernaut rolled, and continues to roll, on, the only explanation for its lack of success being that it is still of insufficient size. If only it were half as big again, or twice as big, or four times as big: then the problem would be defeated.
Iets verder, op pagina tien en elf, maakt hij de vergelijking tussen “groei” van een commercieel bedrijf en een onderdeel van de overheid. Als een bedrijf er in slaagt om in een jaar tijd de omzet met 126 miljoen te vergroten, dan is het bedrijf erg succesvol. Maar als dat gebeurt bij een onderdeel van de overheid, dan is het vaak een teken dat het probleem waarvoor dat onderdeel is opgericht niet is opgelost. Sterker nog: het probleem zal waarschijnlijk gegroeid zijn. Feitelijk is dat een wanprestatie van het overheidsonderdeel, waarvoor het onderdeel wordt beloond met extra geld.
But where bureaucracies are concerned, nothing succeeds like failure. For example, in the USA the budget for the national Institute on Drug Abuse increased by 16.2 percent from 2001 to 2002 alone, which would be quite a creditable performance if it had been a purely commercial enterprise. $126,394,000 was added to its budget in the period, but it would be a brave or foolhardy man who asserted that a single drug addict stopped, or ever will stop, taking drugs because of this extra funding. Nor would you have to be Nostradamus to predict that the budget will keep growing, however, many of few drug addicts there are, unless of course, there is a general economic collapse necessitating drastic budget retrenchment. What one can say with a fair degree of certainty is that the funding of the NIDA will remain sturdily independent of the importance or usefulness of its findings, and of the social importance of otherwise of the problem it dresses. The bureucratic solution to waste is always more waste.
De oorzaak lijkt te liggen in de rol die de overheid zich aanmeet. Door een beleid dat er op is gericht om de schade die mensen zichzelf aandoen te beperken, maakt de overheid zich verantwoordelijk voor dat wat de individuele burger besluit zichzelf aan te doen. Op pagina 41 schrijft hij hierover het volgende:
Harm reduction as a policy is inherently infantilizing of the population: it assumes that the authorities are, and ought to be, responsible, fot the ill consequences of what people insist upon doing.
Eén pagina later weet Dalrymple het nog beknopter en krachtiger te verwoorden:
We are all children, and the authorities are our parents.
Met dit boek ontkracht hij niet alleen de mythen en fabels rond heroïneverslaving, maar laat hij ook zien hoe de verslavingsbureaucratie een bijdrage levert aan het in stand houden van het probleem. Dalrymple gebruikt de ervaringen die hij heeft opgedaan bij het behandelen van heroïneverslaafden om een fundamenteel punt te maken over de rol van de overheid. De overheid pakt de eigen verantwoordelijkheid van de verslaafde af. Hierdoor voelt de verslaafde zich niet langer verantwoordelijk voor de keuzes die hij maakt. En wordt het hem makkelijk gemaakt om “het systeem” de schuld te geven van zijn situatie.
Dat is natuurlijk onzin! Het systeem is niet schuldig.
Of is de overheid wél verantwoordelijk voor de problemen van verslaafden? En hoe zit dat dan met problemen van niet-verslaafde burgers? Moet de overheid die ook oplossen? Of zijn ze zelf verantwoordelijk?
Over het boek
Junk Medicine van Theodore Dalrymple is een essay over heroïneverslaving, maar het is de ondertitel die mijn aandacht trekt: Doctors, Lies and the Addiction Bureaucracy. Dalrymple neemt een kleine 140 pagina’s om de mythen rond heroïneverslaving vrijwel volledig te debunken. Dat doet hij door te putten uit zijn eigen ervaring, de literaire traditie rond heroïneverslaving grondig te analyseren, de manier waarop artsen heroïneverslaafden behandelen volledig in twijfel te trekken en de medisch-wetenschappelijke literatuur er bij te betrekken. (Objectief gezien heeft het afkicken van een heroïneverslaving dezelfde verschijnselen als een flinke griep…)