Tag archieven: administratieve lasten

De regeldruk is er af, maar de waardering door de burger blijft achter. Hoe nu verder…

De laatste Kabinetten maken werk van het reduceren van regeldruk. Dat uit zich onder meer in de Regiegroep Regeldruk, het voortzetten van Actal en de inspanningen van de Rijksoverheid op het gebied van Regeldruk.

Op dit moment heeft het kabinet de doelstelling om vanaf 2012 de administratieve lasten met 5% per jaar te reduceren. Wanneer je de voortgang van de afgelopen jaren meetelt, betekent dit dat de administratieve lasten het nulpunt naderen. Er zijn dan geen administratieve lasten meer. De overheid heeft haar ultieme  doel gehaald.

Toch is er een probleem. De burger is niet merkbaar meer tevreden (pdf) dan voorheen. Hoe komt dat?

De psycholoog B.F. Skinner zou het wegnemen van administratieve lasten een ‘negatieve beloning’ noemen. Een negatieve beloning betekent dat je iets ‘onaangenaams’ weghaalt. Neem bijvoorbeeld een rugblessure. Als deze blessure is genezen, dan geeft dat verlichting voor de persoon die niet meer geconfronteerd wordt met die onaangename blessure. Hij keert terug naar een ‘normale’ situatie waarin hij geen last heeft van die vervelende pijn. Dat is fijn, maar niet iets om heel enthousiast van te worden. Het is… normaal!

Dit is exact het effect van het reduceren van regeldruk. De waardering van de dienstverlening van de overheid stijgt hierdoor nauwelijks. In dit geval zijn het de regels die de overheid wegneemt. Burgers, bedrijven en professionals ervaren die regels als vervelend. Ze hebben er ‘last’ van. Maar op het moment dat deze regels zijn weggenomen keren ze terug naar een ‘normale’ situatie. Dat is een situatie waarin ze gewoon hun gang kunnen gaan. Hun rugblessure is weg. Dat is fijn, maar niet iets om heel enthousiast van te worden. Het is… normaal!

Het wegnemen van onnodige regels is absoluut noodzakelijk, maar de overheid moet niet verwachten dat burgers, bedrijven en professionals hier enthousiast over worden. Het is namelijk heel normaal, man!

Verzamelwoede van de overheid: het kinderopvangregister

De overheid wordt er vaak van beschuldigd veel en onnodig informatie te verzamelen. Het kinderopvangregister is daar een mooi voorbeeld van.

Het kinderopvangregister (ook wel LRKO) laat ouders via internet zoeken naar kinderopvang in hun buurt. Dit register betekent het einde van de gastouderbureau’s. Zij zorgen voor bemiddeling tussen ‘vraagouder’ en ‘gastouder’. Met de komst van het register wordt de markt voor kinderopvang transparant, waardoor er geen rol is voor bemiddelingsorganisaties. Op zijn minst wordt hun toegevoegde waarde minimaal. Doordat de markt transparant is, zal marktwerking beter plaats kunnen vinden waardoor een gevarieerder aanbod in prijs/kwaliteit ontstaat en ouders echt iets te kiezen hebben.

Helaas wordt de opvang ook beoordeeld voordat deze wordt opgenomen in het register. Ouders die hun kinderen op laten vangen door een kinderopvang die niet beoordeeld is door de GGD ontvangen geen kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Dit neutraliseert de betere marktwerking die (waarschijnlijk) het gevolg is van een openbaar register.

Opvang die niet beoordeeld is wordt duurder omdat er:

1. geen kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd;
2. er geen goedkeuring is van de GGD waardoor ouders denken dat ze een hoger risico lopen. En risico is een vorm van kosten.

Het register heeft alleen positieve effecten op de bedrijfsvoering van de belastingdienst doordat zij via de koppeling met het register makkelijker de toeslag uit kunnen keren. Ook van een kwaliteitsverbetering is niet echt sprake: de GGD zal geen eindverantwoordelijkheid nemen voor misstanden die na de beoordeling optreden.

Het register heeft twee negatieve effecten voor ouders en kinderopvang (de klanten):

1. Het register maakt het aanbod van kinderopvang kleiner. De kinderopvang die niet is goedgekeurd door de GGD zal voor veel ouders ook niet meer gebruikt worden. De ouders krijgen geen toeslag en de kwaliteit van de opvang is onduidelijk. Opvang die niet gekeurd is zal uiteindelijk failliet gaan of stoppen.

2. De toets die plaatsvindt is een verzwaring van de administratieve last voor de kinderopvang. En dat terwijl er hard wordt gewerkt aan het bestrijden van administratieve lasten (voor ondernemers). Kinderopvang (en gastouders) zijn tenslotte ondernemers.

Conclusie: de lasten zijn groter dan de lusten. Zeker voor de klanten. Stop maar met dit register.

Ben ik te cynisch? Zie ik iets over het hoofd? Of is dit inderdaad onterechte verzamelwoede?

Waarom gemeenten nooit meer om een “kopie eigendomsbewijs” hoeven te vragen

Afbeelding via Stanford

Afbeelding via Stanford

Als je aanspraak wilt maken op planschade moet je bij je aanvraag vaak een “kopie eigendomsbewijs” overleggen. Deze kopie wordt gebruikt om vast te stellen of het eigendom van het perceel bij de persoon ligt die planschadevergoeding aanvraagt. Hieronder geef ik een alternatief voor het kopie.

In behandeling nemen vs. toekennen planschade

De kopie is in veel gevallen een indieningsvereiste voor het aanvragen van planschade. Als de kopie niet wordt meegeleverd met de aanvraag, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Dat de aanvrager eigenaar moet zijn is een voorwaarde voor het toekennen van de planschade. Maar er is geen “kopie eigendomsbewijs” nodig om vast te stellen wie de eigenaar is. Dat kan anders en beter!

Vaststellen van het eigenaarschap, maar dan modern

Het vaststellen van eigendom kan je niet mondeling aan de aanvrager zelf vragen. Dan kan hij er over liegen. Daarom is het nodig het eigenaarschap op te vragen bij / te controleren met een registratie. In dit geval gaat het om een perceel en is het Kadaster de juiste registratie.

Je kunt de aanvrager een kopie eigendomsbewijs mee laten nemen op het moment dat hij de aanvraag indient. Voor mensen die een beetje handig zijn met een fotobewerkingsprogramma (of kopieerapparaat, typp-ex en wat pritt stift) zijn deze makkelijk te vervalsen. Dat geldt ook voor het origineel. Je begrijpt: dat brengt een zeker risico met zich mee.

Beter is het om op basis van het identiteitsbewijs van de aanvrager ter plekke aan de balie vast te stellen wat het BSN nummer van die persoon is. Dat kan door naar het paspoort te kijken. Ook kopieën van paspoorten kunnen makkelijk worden vervalst, dus een inspectie van het document aan de balie is noodzakelijk. Op basis van dat BSN kan de gemeente zelf de koppeling maken met het Kadaster.

De behandelend ambtenaar kan met het BSN de controle uitvoeren of de aanvrager ook eigenaar is. Om dat vast te stellen hoeft hij alleen maar in de registratie (het Kadaster) op te zoeken of de persoon eigenaar is. Dat criterium kan de behandelend ambtenaar vervolgens afvinken op de checklist van voorwaarden waar aan voldaan moet worden om de planschade toe te kennen.

Conclusie

Nee, het vaststellen van het eigenaarschap is geen overbodig gegeven bij het toekennen van een planschade.

Ja, het opvragen van een “kopie eigendomsbewijs” (ook wel uittreksel uit het Kadaster) is wel een overbodige indieningsvereiste omdat:

  1. het eigenaarschap van een perceel ook zonder het indieningsvereiste kan worden vastgesteld;
  2. een kopie zeer fraudegevoelig is;
  3. de overheid al beschikt over deze gegevens.

Toelichting op deze post

In opdracht van de VNG heb ik met Zenc vorig jaar onderzoek gedaan naar indieningsvereisten van 70 gemeentelijke producten bij 3 gemeenten. Dit is een van de resultaten. Later dit jaar worden de resultaten door de VNG bekend gemaakt.

Interessant? Neem dan contact met me op als je wil weten wat we rond het terugdringen van indieningsvereisten voor jouw organisatie kunnen betekenen.

Informatie-infarct

Infarct?De overheid is een ongezonde bejaarde. Natuurlijk is het zo dat het medewerkersbestand aan het vergrijzen is, maar ook als je kijkt naar de manier waarop wordt omgegaan met informatie dan kun je geen andere conclusie trekken, dan dat de overheid op dit moment een informatie-infarct heeft. Dat blijkt onder meer uit het feit dat sommige functies in de geestelijke gezondheidszorg voor 60% uit administratieve werkzaamheden bestaan. Deze bejaarde is zó bang om de controle te verliezen dat zij in de stress schiet!

Voor de duidelijkheid: het gaat hier om uitvoerende functies, niet om staf- of beleidsfuncties. Er is meer tijd gereserveerd voor verantwoording en indekken dan voor zorg! Dat kan nooit lang goed gaan.

Tenzij we de medewerkers voor de gezondheidszorg uit het buitenland gaan halen. Vanwege de taalbarrière kunnen zij namelijk niet rapporteren…